zaterdag 9 februari 2008

De beste wensen

‘De beste wensen.’ K. kijkt even snel naar onze medereizigster in de skilift en mompelt ‘hetzelfde’, ik zeg ‘voor jou ook’ en richt daarna mijn blik weer op de vloer.
Dat heeft niet het gewenste effect.
‘Ik heb geen bereik’, zegt de medereizigster met haar mobiel in de hand. Ze is een jaar of twintig, de band van haar skibril heeft een tijgerprint, haar wenkbrauwen zijn vervangen door streepjes. ‘Nu kan ik m’n ouders niet bellen.’
Ik kijk naar K., maar die kijkt naar de grond.
‘Ik moest m’n ski’s laten waxen in het dorpje. Dus moest ik nogal ver lopen.’
K. kijkt nog steeds naar de grond. Nu moet ik wel. ‘Waar is je appartement dan?’
Ze vertelt waar ze deze week verblijft. En dat even buiten het dorpje de appartementen groter zijn.
‘Vorig jaar zaten we in het centrum. Toen zaten we echt op een postzegel.’
K. weigert deel te nemen. Ik weer. ‘Komen jullie hier elk jaar?’
Dat niet. ‘Maar vorig jaar beviel het zo goed. Alleen het appartement was heel pietepeuterig, net een postzegel. Bij ons thuis zijn ze allemaal mijn formaat, alleen dan groter, dus ja.’
Stilte. Ze kijkt naar K. en daarna naar mij.
‘En jullie dan?’ Ik begin aan een antwoord en kijk ondertussen naar buiten. We zijn er bijna.

Geen opmerkingen: